Op 26 mei 2015 heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel Wet modernisering Vpb-plicht
overheidsondernemingen aangenomen. Dit betekent dat onderwijsinstellingen vanaf 2016
belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting zijn, tenzij een beroep op een vrijstelling
mogelijk is.
Veel onderwijsinstellingen zullen zich kunnen beroepen op de onderwijs- en
onderzoeksvrijstelling en met de vennootschapsbelastingplicht niet te maken krijgen. Maar
geldt dat ook voor u? Relevant is namelijk welke specifieke activiteiten plaatsvinden.
Dit is het moment om na te gaan of ook uw onderwijsinstelling zal zijn vrijgesteld (en indien
dit niet het geval is hoe dit kan worden voorkomen).

De vrijstelling

In de wet is een specifieke vrijstelling opgenomen voor onderwijsinstellingen die
werkzaamheden verrichten op het gebied van bekostigd onderwijs en
onderzoeksactiviteiten. Deze vrijstelling geldt zowel voor publiekrechtelijke
onderwijsinstellingen als privaatrechtelijke onderwijsinstellingen (van primair tot hoger
onderwijs).

Deze vrijstelling is van toepassing als:
a. de activiteiten uitsluitend of nagenoeg uitsluitend (voor 90% of meer) bestaan uit
bekostigde onderwijs- of onderzoeksactiviteiten (de ‘activiteiteneis’).
b. het onderwijs of het onderzoek hoofdzakelijk (lees: voor 70% of meer) wordt
bekostigd uit publieke middelen, wettelijk collegegeld of instellingscollegegeld,
wettelijk lesgeld of uit bijdragen die worden ontvangen van algemeen nut beogende
instellingen waarvoor geen, dan wel een marginale contractuele, tegenprestatie
wordt gevraagd (de ‘bekostigingseis’).

Indien aan bovenstaande voorwaarden is voldaan, bent u vrijgesteld van
vennootschapsbelasting. Dit betekent dat ook de resultaten die worden behaald door
middel van andere activiteiten, bijvoorbeeld commerciële activiteiten, dan niet zijn belast
met vennootschapsbelasting.

Indien niet aan bovenstaande voorwaarden is voldaan, geldt géén volledige vrijstelling.
Denk aan een school die samen met sportverenigingen, buurtcentra of andere partijen
participeert in buitenschoolse opvang. Op het moment dat de niet-onderwijsactiviteiten
bijvoorbeeld meer dan 10% van het toaal uitmaken, ontstaat belastingplicht. Er zal dan een
aangifte vennootschapsbelasting moeten worden ingediend.

In dat geval kunnen de voordelen uit onderwijs- en onderzoeksactiviteiten, die voldoen aan
de bekostigingseis, nog wel buiten de winstbepaling blijven.
De bekostigingseis geldt per activiteit en wordt niet getoetst op basis van de gehele
onderzoeks- of onderwijsportefeuille. Dit betekent dat bepaalde activiteiten (niet zijnde
onderwijs- en onderzoeksactiviteiten), die niet aan deze toets voldoen, in beginsel zijn
belast met vennootschapsbelasting.

In de nadere memorie van antwoord die op 15 mei 2015 is verschenen, is de
staatssecretaris ingegaan op de nog vast te stellen regels die onbedoelde effecten van de
onderwijs- en onderzoeksvrijstelling moeten tegengaan (en daar waar nodig verlichting
kunnen brengen). Deze regels zijn helaas nu nog niet bekend maar we zullen u hieromtrent
informeren zodra er meer duidelijkheid is.

Nu in actie komen is verstandig

Het is verstandig de risico’s tijdig en dus ruim vóór 2016 in kaart te brengen en daarom nu
tijd voor actie. Wij helpen u hierbij graag! Neem daarom nu contact met ons op via je contactpersoon of op 020 5700 200 HORLINGS Onderwijsaccountants.

Onze aanpak

Aan de hand van de uitkomst van een inventarisatie die we samen met u oppakken zullen
we in onderling overleg de benodigde acties bepalen.

Aanmelden Nieuwsbrief

 
Wilt u op de hoogte blijven? Schrijf u dan gratis in voor onze Nieuwsbrief en ontvang nieuws en wetenswaardigheden rondom de onderwijs financiën!

You have Successfully Subscribed!