Voor ieder commissariaat of toezichthouderschap bij onderwijsinstellingen moet worden bepaald of er sprake is van ondernemerschap voor de BTW. Dat is vaak geen eenvoudige opgave. Horlings heeft daarom alle regels voor u op een rij gezet.

 

 

 

 

 

Wanneer is een commissaris/ toezichthouders ondernemer voor de BTW?

Vanaf 1 januari 2013 is de situatie dat per commissariaat/ toezichthouderschap bepaald dient te worden of sprake is van ‘ondernemerschap’ voor de BTW. In dit kader zijn de volgende twee vragen relevant:

1. is er sprake van het ‘zelfstandig’ uitoefenen van de werkzaamheden?
2. wordt er ‘regelmatig (of duurzaam) in het economisch verkeer naar opbrengst gestreefd?

Een kenmerk van commissarissen en leden van Raden van Toezicht is dat zij op persoonlijke titel (zelfstandig) een rechtsbetrekking aangegaan met de partij waarvoor zij toezicht gaat houden. Vervolgens moet dan nog worden vastgesteld of de commissaris/ toezichthouder regelmatig optreedt in het economisch verkeer tegen vergoeding. Daarvan is in ieder geval sprake wanneer de commissaris/ toezichthouder zijn toezichthoudende werkzaamheden duurzaam en tegen vergoeding diensten verricht. ‘Duurzaam’ wil in dit verband zeggen dat er sprake moet zijn van geregelde, meer dan incidentele, deelname aan het maatschappelijke verkeer. In de regel leidt een commissariaat/ toezichthouderschap altijd tot ondernemerschap voor de BTW.

Gevolgen van het ondernemerschap voor de BTW
Een ondernemer voor de BTW moet zich als zodanig registreren bij de Belastingdienst. De belastingplichtige zal een administratie moeten bijhouden, facturen uitreiken voor de verrichte werkzaamheden en periodiek aangifte voor de BTW moeten doen.

Kleine ondernemersregeling
Wanneer een commissaris/ toezichthouder op jaarbasis voor alle ondernemingsactiviteiten niet meer dan € 1.883 aan BTW is verschuldigd (na aftrek van voorbelasting), kan hij/ zij een belastingvermindering krijgen. Wanneer op jaarbasis minder dan € 1.345 aan BTW is verschuldigd (na aftrek van voorbelasting), is deze vermindering gelijk aan het verschuldigde bedrag aan BTW. Dit resulteert erin dat per saldo geen BTW behoeft te worden voldaan. Wanneer deze situatie structureel is kunnen commissarissen/ toezichthouders op verzoek ontheffing krijgen van de administratieve verplichtingen. Er hoeft dan geen BTW-aangifte (meer) te worden gedaan en er geldt geen factureringsplicht (meer).

Commissarissen/toezichthouders en loonbelasting
De arbeidsverhouding van een commissaris/ toezichthouder van een lichaam wordt op grond van wetsfictie als een dienstbetrekking beschouwd (artikel 3, eerste lid, onderdeel g van de Wet op de Loonbelasting). Door deze wetsfictie is de beloning van een commissaris/ toezichthouder aan de heffing en inhouding van loonbelasting onderworpen. Tevens bestaat de plicht voor het lichaam om de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet te voldoen.

Geen inhoudingsplicht: doorbetaald loonregeling
Als de commissaris een beschikking van de Belastingdienst heeft waarop staat dat wordt voldaan aan de voorwaarden voor de ‘doorbetaald loonregeling’, dan hoeft de opdrachtgever geen loonbelasting/premie volksverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdragen Zorgverzekeringswet in te houden over de beloning. De ‘doorbetaald loonregeling’ houdt, kort gezegd, in dat het commissariaat/ toezichthouderschap in opdracht van een werkgever wordt uitgeoefend, waarbij de beloning wordt doorbetaald aan de werkgever.

Vervallen fictieve dienstbetrekking commissaris
Per 1 januari 2017 vervalt de fictieve dienstbetrekking van commissarissen/ toezichthouders. In een besluit van de staatssecretaris van Financiën hieromtrent is een goedkeuring opgenomen om de arbeidsverhouding van de commissaris reeds per 1 mei 2016 – dus voorafgaand aan de voorgenomen wijziging – niet aan te merken als een fictieve dienstbetrekking. Van belang is dat de goedkeuring optioneel is en enkel mogelijk is als zowel het betrokken lichaam als de commissaris ermee instemmen. Anders blijft de inhoudingsplicht ongewijzigd, net als de verplichting om de inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zorgverzekeringswet te betalen. Een indirect gevolg van de afschaffing is dat de bijdrageplicht ingevolge de Zorgverzekeringswet verschuift van het lichaam (dat dan immers geen inhoudingsplichtige meer is) naar de commissaris zelf.

Na 1 januari 2017 is het voor de commissaris/ toezichthouder ook mogelijk om van het regime van de fictieve dienstbetrekking gebruik te blijven maken. Dit kan dan op grond van de zogenoemde ‘opting-in regeling’. Er wordt dan door de commissaris/ toezichthouder gezamenlijk verklaard dat er voor wordt gekozen om de arbeidsverhouding (blijvend) als een fictieve dienstbetrekking aan te merken.
Indien de commissaris gebruik maakt van de opting-in regeling is hij wel zelf de inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zorgverzekeringswet verschuldigd.

We merken hierover op dat wanneer er niet voor wordt gekozen om vanaf 1 januari 2017 de fictieve dienstbetrekking van een commissaris/ toezichthouder via opting-in voort te zetten meer inkomstenbelasting door de commissaris/ toezichthouder verschuldigd zal zijn dan voorheen. Dit komt door het feit dat de loonheffing in de aangifte inkomstenbelasting wordt verrekend met de door de toezichthouders af te dragen loonheffing. Met andere woorden, als er geen loonheffing meer wordt ingehouden door de werkgever (onderwijsinstelling) dan valt er minder te verrekenen in de aangiften inkomstenbelasting van de toezichthouders en zal het aan inkomstenbelasting door de toezichthouders af te dragen bedrag hoger worden.

Het kan daarom verstandig zijn om voor toezichthouders voor wie reeds een payroll wordt gedraaid, dit in elk geval te blijven doen tot het einde van het jaar en vanaf 1 januari 2017 via ‘opting in’ de fictieve dienstbetrekking voort te zetten.

 

Aanmelden Nieuwsbrief

 
Wilt u op de hoogte blijven? Schrijf u dan gratis in voor onze Nieuwsbrief en ontvang nieuws en wetenswaardigheden rondom de onderwijs financiën!

You have Successfully Subscribed!