Om de ontwikkeling van de financiële buffers in het funderend onderwijs sectorbreed inzichtelijk te maken, gaat de inspectie dit schooljaar nader onderzoek doen bij besturen die een ruime financiële buffer hebben.

Voorgeschiedenis: onderzoeksrapport CVO400

In juni 2012 is het inspectierapport ‘Onderzoek naar de financiële positie van schoolbesturen in primair onderwijs (po) en vo’, vastgesteld en aan de minister van OCW aangeboden. Dit was een inspectie-onderzoek naar de financiële buffers van vierhonderd besturen, vandaar dat ook wel werd gesproken van het rapport CVO400. De minister heeft het rapport destijds doorgestuurd naar de Tweede Kamer.

Als vervolg op het onderzoek CVO400 heeft de inspectie de ontwikkeling van de financiële buffers van alle besturen in haar reguliere toezicht gevolgd volgens de Beleidsregel financieel toezicht po en vo 2011.

Monitoring buffers tussen eind 2012 en begin 2014

De afbouw van de buffers van de besturen waarmee in CVO400 afspraken waren gemaakt, hebben we in 2013 vooral beoordeeld aan de hand van hun meerjarenbegrotingen.

Op grond van de regeling van 12 december 2013, nr. FEZ/579396, moeten besturen verplicht een meerjarig financieel perspectief als onderdeel van de continuïteitsparagraaf in hun jaarrekening opnemen. Daarop besloot de inspectie haar toezicht op de omvang van de financiële buffers voortaan te baseren op deze gegevens. Dit mede met het oog op de proportionaliteit van de toezichtlast. De besturen die nog geen documenten hadden ingestuurd, zijn om deze reden niet gerappelleerd.

Financiële buffers 2013

Begin 2014 besloot de inspectie om de ontwikkeling van de financiële buffers in het funderend onderwijs sectorbreed inzichtelijk te maken omdat:

  1. de eventuele behandeling van het rapport CVO400 in de Tweede Kamer direct de vraag naar nieuwe, actuele gegevens zou oproepen;
  2. de uitkering van geld van het Herfstakkoord uit 2013 en het geld van het Nationaal Onderwijs Akkoord uit 2014 de indruk kan wekken dat de sectoren (die het geld wel ontvingen, maar nauwelijks konden besteden) inmiddels weer aanzienlijke vermogens hebben vergaard. Dit geeft ongetwijfeld aanleiding tot  vragen, waarop de inspectie moet kunnen antwoorden.

Op basis van de jaarcijfers 2013 zijn er 257 besturen die een financiële buffer hebben (exclusief privaat vermogen en NOA-gelden) boven de signaleringswaarde van drie maal de omvang* , zoals beschreven door de Commissie Vermogensbeheer Onderwijsinstellingen.

Van deze 257 besturen (180 primair onderwijs, 52 voorgezet onderwijs en 25 speciaal onderwijs) zijn 108 besturen al onderzocht in het onderzoek CVO400. Uit datzelfde onderzoek resteren nog 103 besturen waarvan de financiële buffer boven de signaleringswaarde ligt.  In totaal zijn er dus 149 (257-108) nieuw te onderzoeken besturen en 211 al onderzochte besturen waar de inspectie de afbouw van de financiële buffer blijft monitoren. Het gaat hier om respectievelijk 104 po-, 23 vo- en 22 so- en 152 po-, 56 vo- en 3 so-besturen.

Uitvoering onderzoek per bestuur

De werkzaamheden van de inspectie per bestuur bestaan uit:

  • Een berekening maken van de buffer eind 2013 (aan de hand van de jaarrekening 2013) en eind 2016 (gebruikmakend van de gegevens uit de continuïteitsparagraaf van deze jaarrekening). Ligt de waarde eind 2016 nog steeds boven de signaleringswaarde, dan is dat aanleiding om een onderzoek in te stellen naar de motivatie van het bestuur voor de omvang van deze buffer;
  • Het versturen van een brief aan het bestuur met de berekening van de omvang van de buffer. In haar onderzoek stelt de inspectie eerst vast of het bestuur zich herkent in de berekende bufferomvang. Vervolgens vraagt zij het bestuur om een realistische, concrete onderbouwing van de noodzaak om de betreffende tegoeden erop na te houden. Als verklaringen voor een grotere buffer ontbreken, dan verzoekt de inspectie het bestuur om concrete plannen te maken voor besteding van de middelen aan het onderwijs;
  • Het eventueel voeren van een gesprek met het bestuur en opstellen van een rapport, waarna we de meerjarige ontwikkeling van de buffer monitoren.

De hier genoemde acties worden steeds per groep van vijftig besturen uitgevoerd. De uitvoering vindt plaats in het schooljaar 2014-2015. Vanaf het schooljaar 2015-2016 maakt de inspectie het toezicht op de omvang van de financiële buffers onderdeel van haar reguliere geïntegreerde bestuurstoezicht.

* De financiële buffer is, afhankelijk van of een bestuur klein, middelgroot of groot is, 5-10 procent van de totale baten.

Bron: Inspectie van het Onderwijs

Aanmelden Nieuwsbrief

 
Wilt u op de hoogte blijven? Schrijf u dan gratis in voor onze Nieuwsbrief en ontvang nieuws en wetenswaardigheden rondom de onderwijs financiën!

You have Successfully Subscribed!