Toch geen BTW bij samenwerkingsverband onderwijs, vrijstellingen ruim toepasbaar

Toch geen BTW bij samenwerkingsverband onderwijs, vrijstellingen ruim toepasbaar

BTW is voor ‘gewone’ ondernemers doorgaans geen probleem. Maar in de van BTW vrijgestelde sectoren, zoals de gezondheidszorg, kinderopvang en het onderwijs geldt de btw als een vervelende kostenpost. Nog vervelender wordt het als de Belastingdienst BTW naheft bij detachering van personeel of bij bepaalde samenwerkingsverbanden in het onderwijs. In de Tweede Kamer maakte onderwijsminister Bussemaker in november vorig jaar al melding van ongewenste discussie met betrekking tot de BTW afdracht bij samenwerkingscolleges. Maar naheffingen en discussies zijn waarschijnlijk niet meer nodig nu de Hoge Raad een opvallend arrest heeft gewezen (het VAVO-arrest), waarin hij duidelijk de kant kiest van het onderwijs (de vrijstelling).

De zaak draaide om twee onderwijsstichtingen X en Y die samen onder één naam opleidingen verzorgen in het kader van voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (VAVO-opleidingen). X en Y stellen lesruimten ter beschikking en hun docenten verzorgen de opleidingen. X verzorgt ook ondersteunende diensten zoals juridische diensten, marketing, PR, facilitaire en huisvestingsdiensten. Y verzorgt de ICT, personele diensten en de financiële administratie.

De Belastingdienst vindt dat Stichting X BTW verschuldigd is over het geld dat zij ontving voor de geleverde ondersteunende diensten en de inspecteur legt daarom naheffingsaanslagen op aan X. Maar de Hoge Raad oordeelt dat alle door X in het kader van het VAVO verrichte werkzaamheden behoren tot het geven van onderwijs, dat is vrijgesteld van BTW-heffing. De Hoge Raad gaat voegt hier, onder verwijzing naar de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de EU, nog aan toe dat X maar één ondeelbare onderwijsprestatie verricht, waarin de ondersteunende werkzaamheden als bijkomstige prestaties opgaan. De ondersteunende werkzaamheden zijn daarom ook niet belast met BTW.

Dit is opvallend omdat in eerdere jurisprudentie ondersteunende diensten meermalen waren aangemerkt als niet vrijgestelde diensten. Deze diensten werden namelijk niet aangemerkt als nauw met het onderwijs samenhangende diensten. De Hoge Raad beslist nu dat bijkomende prestaties opgaan in de hoofdprestatie en daarmee ook delen een daarvoor geldende vrijstelling. Daardoor hoeft niet langer met de Belastingdienst gediscussieerd te worden over de vraag of sprake is van interne prestaties of kosten voor gemene rekening, om BTW heffing te voorkomen in dergelijke situaties.

Belang voor de praktijk
Voor de toepassing van de onderwijsvrijstelling gaan ondersteunende werkzaamheden op in van het geven van onderwijs. Hiermee is de toepassing van de onderwijsvrijstelling verruimd en daar kunnen veel onderwijsinstellingen hun voordeel doen. Maar ook in andere vrijgestelde sectoren, zoals bijvoorbeeld de zorg, kan dezelfde redenering worden gebruikt om de bestaande vrijstellingen ruimer toe te passen. Hierdoor zal naar verwachting veel minder discussie met de Belastingdienst ontstaan en hoeven instellingen ook minder maatregelen te nemen om heffing van BTW te voorkomen.

 

Toch geen BTW bij samenwerkingsverband onderwijs, vrijstellingen ruim toepasbaar

Toch geen BTW bij samenwerkingsverband onderwijs, vrijstellingen ruim toepasbaar

BTW is voor ‘gewone’ ondernemers doorgaans geen probleem. Maar in de van BTW vrijgestelde sectoren, zoals de gezondheidszorg, kinderopvang en het onderwijs geldt de btw als een vervelende kostenpost. Nog vervelender wordt het als de Belastingdienst BTW naheft bij detachering van personeel of bij bepaalde samenwerkingsverbanden in het onderwijs. In de Tweede Kamer maakte onderwijsminister Bussemaker in november vorig jaar al melding van ongewenste discussie met betrekking tot de BTW afdracht bij samenwerkingscolleges. Maar naheffingen en discussies zijn waarschijnlijk niet meer nodig nu de Hoge Raad een opvallend arrest heeft gewezen (het VAVO-arrest), waarin hij duidelijk de kant kiest van het onderwijs (de vrijstelling).

De zaak draaide om twee onderwijsstichtingen X en Y die samen onder één naam opleidingen verzorgen in het kader van voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (VAVO-opleidingen). X en Y stellen lesruimten ter beschikking en hun docenten verzorgen de opleidingen. X verzorgt ook ondersteunende diensten zoals juridische diensten, marketing, PR, facilitaire en huisvestingsdiensten. Y verzorgt de ICT, personele diensten en de financiële administratie.

De Belastingdienst vindt dat Stichting X BTW verschuldigd is over het geld dat zij ontving voor de geleverde ondersteunende diensten en de inspecteur legt daarom naheffingsaanslagen op aan X. Maar de Hoge Raad oordeelt dat alle door X in het kader van het VAVO verrichte werkzaamheden behoren tot het geven van onderwijs, dat is vrijgesteld van BTW-heffing. De Hoge Raad gaat voegt hier, onder verwijzing naar de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de EU, nog aan toe dat X maar één ondeelbare onderwijsprestatie verricht, waarin de ondersteunende werkzaamheden als bijkomstige prestaties opgaan. De ondersteunende werkzaamheden zijn daarom ook niet belast met BTW.

Dit is opvallend omdat in eerdere jurisprudentie ondersteunende diensten meermalen waren aangemerkt als niet vrijgestelde diensten. Deze diensten werden namelijk niet aangemerkt als nauw met het onderwijs samenhangende diensten. De Hoge Raad beslist nu dat bijkomende prestaties opgaan in de hoofdprestatie en daarmee ook delen een daarvoor geldende vrijstelling. Daardoor hoeft niet langer met de Belastingdienst gediscussieerd te worden over de vraag of sprake is van interne prestaties of kosten voor gemene rekening, om BTW heffing te voorkomen in dergelijke situaties.

Belang voor de praktijk
Voor de toepassing van de onderwijsvrijstelling gaan ondersteunende werkzaamheden op in van het geven van onderwijs. Hiermee is de toepassing van de onderwijsvrijstelling verruimd en daar kunnen veel onderwijsinstellingen hun voordeel doen. Maar ook in andere vrijgestelde sectoren, zoals bijvoorbeeld de zorg, kan dezelfde redenering worden gebruikt om de bestaande vrijstellingen ruimer toe te passen. Hierdoor zal naar verwachting veel minder discussie met de Belastingdienst ontstaan en hoeven instellingen ook minder maatregelen te nemen om heffing van BTW te voorkomen.