Leerkrachten in het basisonderwijs voeren donderdag 5 oktober actie voor een beter salaris en minder werkdruk. “De politiek moet nu echt over de brug komen, we willen een eerlijk salaris en minder werkdruk in het primair onderwijs. De vage toezeggingen waar de politiek tot nu toe mee komt zijn onvoldoende voor structureel beter onderwijs”, aldus vakbond CNV. Scholen moeten hun leerkrachten de mogelijkheid geven om aan de staking mee te doen. In verband met de zorgplicht, is overleg met ouders en de MR echter wel noodzakelijk.  Overlast voor de organisatie, ouders en leerlingen moet zoveel mogelijk worden beperkt.

 

De staking van 6 maart 2012 tegen de bezuiniging op Passend onderwijs zorgde voor diverse vragen in de Tweede Kamer. Minister Van Bijsterveldt heeft daarop duidelijkheid verschaft over de rol van schoolbestuur, onderwijspersoneel en ouders bij stakingen. Samengevat geeft de minister het volgende aan: staken is een recht van werknemers en dat geldt ook voor onderwijspersoneel. Het gaat dus niet om scholen, maar om de individuele werknemers. Scholen kunnen hun leerkrachten niet verplichten en ook niet verbieden mee te doen met protesten tegen onderwijsplannen van het kabinet.

Leerkrachten die willen werken moeten daartoe in de gelegenheid worden gesteld. Als zij hun normale werkzaamheden door omstandigheden niet kunnen uitoefenen, moet er in overleg met de school worden gezocht naar een maatwerkoplossing.

Er zijn geen wettelijke belemmeringen tegen het sluiten van scholen als een groot deel van de leerkrachten besluit het werk neer te leggen. Schoolbesturen zijn echter als werkgever verantwoordelijk voor de organisatie van het onderwijs en de goede voortgang daarvan. Daarbij moet voorkomen worden dat ouders voor een voldongen feit worden geplaatst door hen mede te delen dat de school in geval van een staking gesloten is. Het bevoegd gezag dient hierover eerst tijdig en goed overleg te voeren met de MR.

Ook moeten de ouders op tijd op de hoogte worden gebracht, om zo nodig passende maatregelen te treffen, bijvoorbeeld rondom opvang. Leerlingen kunnen niet zomaar naar huis worden gestuurd. Als blijkt dat er ouders zijn die geen enkele mogelijkheid hebben om hun kinderen op de stakingsdag op te (laten) vangen, dan is het schoolbestuur er verantwoordelijk voor dat er gedurende de dag passende opvang wordt georganiseerd, desnoods via externe buitenschoolse opvang. Als ouders hierom verzoeken, heeft de school ook een wettelijke zorgplicht voor de organisatie van externe buitenschoolse opvang, maar zijn de kosten hiervan voor rekening van de ouders. Gelet daarop is het zaak dat de school alleen voor externe buitenschoolse opvang kiest als het écht niet anders kan. ln de uitzonderlijke situatie dat het door overmacht niet mogelijk blijkt om een alternatief te bieden, is het van belang dat ouders zo spoedig mogelijk worden geïnformeerd, zodat zijzelf maatregelen kunnen treffen.

Werknemers hebben stakingsrecht. Het is echter een zaak van werkgevers en werknemers of er al dan niet wordt gekort op het salaris. De minister geeft aan dat de meest geëigende weg hierbij de stakingskas is. Die wordt immers ook door contributies voor dat doel gevuld. Op het al dan niet doorbetalen van het salaris bij een staking kan het ministerie van OCW geen invloed uitoefenen. Wel moeten er bij inhouding van het salaris afspraken met de (G)MR worden gemaakt over de herbestemming van gelden. Er is namelijk sprake van arbeidsvoorwaardengelden. Die kunnen niet aan andere zaken besteed worden.

Een staking heeft per definitie maatschappelijke consequenties. Om deze consequenties zo goed mogelijk op te vangen, moet tijdig goed gecommuniceerd worden met ouders, leerlingen en personeel. Het is echter niet zo dat het bevoegd gezag automatisch verantwoordelijk is voor alle kosten die voortvloeien uit de maatschappelijke consequenties van de staking.

Bij stakingsacties in het onderwijs moet de overlast voor de schoolorganisatie, de leerlingen en de ouders zo beperkt mogelijk blijven. Ook moet er voldaan worden aan de wettelijke eisen, onder meer ten aanzien van onderwijstijd. Daarbij wordt niet de werknemer, maar het bevoegd gezag (de werkgever) aangesproken. Als vanuit het toezicht van de inspectie blijkt dat een school niet voldoende onderwijstijd heeft gerealiseerd, kan dit leiden tot een gedeeltelijke terugvordering van de bekostiging, naar rato van het aantal te weinig gegeven uren. Als een school door de staking niet aan de urennorm voldoet, wordt het bevoegd gezag daarop aangesproken, niet de leerkrachten. Het aanspreken van scholen om ervoor te zorgen dat zij voldoende onderwijstijd realiseren – door meer te programmeren, adequate opvang van lesuitval of het later inhalen van uitgevallen lessen – gaat niet tegen het stakingsrecht van leerkrachten in. Uren, die als gevolg van een staking uitvallen, tellen niet mee als onderwijstijd.

Aanmelden Nieuwsbrief

 
Wilt u op de hoogte blijven? Schrijf u dan gratis in voor onze Nieuwsbrief en ontvang nieuws en wetenswaardigheden rondom de onderwijs financiën!

You have Successfully Subscribed!