Scheiding Privaat en Publiek vermogen

Verhouding privaat en publiek vermogen

Voordat u deze vraag kunt beantwoorden, dient u eerst een goed zicht te hebben op de verhouding privaat en publiek vermogen voor uw onderwijsinstelling. Immers, alleen aan het publieke vermogen wordt een norm gesteld, niet aan het private vermogen.

Het verdient daarom aanbeveling om beide soorten reserves van elkaar te scheiden in de jaarrekening. Daarbij is een toelichting op het eigen vermogen gewenst om zo een reëel beeld te geven op het publieke vermogen.

Het rapport van de Commissie Don stelt een grens aan het vermogen aan de hand van een zogenaamde kapitalisatiefactor. Deze kapitalisatiefactor wordt als volgt berekend: (Totaal kapitaal -/- Gebouwen & Terreinen)/ Totale baten). De commissie Don stelt dat de norm voor deze factor tussen 35% en 60% is.

Deze norm is door de Inspectie van het Onderwijs in 2010 overgenomen. De inspectie heeft op basis van de kapitalisatiefactor in kaart gebracht welke kennisinstellingen over een te hoog eigen vermogen beschikken. Deze norm staat niet op zich zelf. Er wordt door de onderwijsinspectie ook gekeken naar onderwijsprestaties en de verhouding tussen het privaat en publiek vermogen.

Indien er sprake is van “overtollig” vermogen is het van belang om dit te investeren in de toekomst, ondermeer voor de verbetering van het onderwijs.

Wij evalueren graag met u hoe hoog uw overtollig vermogen is, of dit juist is berekend en welke gevolgen dit heeft voor uw onderwijsinstelling.