De financiële positie van onderwijsinstellingen en samenwerkingsverbanden is voldoende solide. Op 1 augustus 2019 vielen zeven besturen in het primair onderwijs (waarvan twee speciaal onderwijs) onder verscherpt financieel toezicht, vijf besturen in het voortgezet onderwijs, één in het mbo en één in het hoger onderwijs.
Dat meldt de Onderwijsinspectie in de Financiële Staat van het Onderwijs. De inspectie ziet wel verbetermogelijkheden in de voorspellingen en realisaties in de jaarverslagen. “Er is nog steeds vrij structureel sprake van onderschatting van het resultaat”, schrijft de inspectie. “Dat leidt bij veel besturen tot verdere vermogensgroei.”
Dit aspect leidt tot kritiek vanuit het ministerie van OCW. In hun Kamerbrief met beleidsreactie op de Financiële Staat van het Onderwijs schrijven de ministers Van Engelshoven en Slob: “We investeren in het onderwijs en vinden het belangrijk dat besturen de beschikbare middelen zo veel mogelijk terecht laten komen in de klas. We verwachten daarom van besturen dat zij de wijze waarop ze beleidsrijk begroten verder verbeteren en daarbij van elkaar leren.” De ministers willen dat besturen in hun jaarverslagen en in de benchmarks duidelijk maken hoe zij met reserves omgaan, ‘zodat hierover het goede gesprek met de stakeholders gevoerd kan worden’. Ook wil OCW dat financiële deskundigheid bij besturen verder wordt vergroot.
De inspectie ziet wel verbetering bij het beleidsrijk begroten. Zij ziet bij 88 procent van de besturen een meerjarenbegroting van voldoende kwaliteit en bij 79 procent was deze ook voldoende toegelicht. “Maar bij slechts 54 procent werd een duidelijke verbinding met beleidskeuzes gemaakt”, aldus de inspectie.
De Financiële Staat van het Onderwijs pleit ook voor meer aandacht voor risicobeheer. In dat licht vindt zij ook dat de rol van de intern toezichthouder moet worden versterkt. “Bij minder dan de helft van de instellingen heeft dit voldoende vorm gekregen.”
De inspectie: “Alleen door realistisch en beleidsrijk te begroten kunnen besturen risico’s het hoofd bieden, zoals krimp of personeelstekorten. Bovendien zorgt het ervoor dat geld niet onnodig blijft liggen, maar vooral besteed wordt aan onderwijs.”