Onderhandelaarsakkoord PO, Onderwijsconvenant en bijstelling van de personele bekostiging

Onderhandelaarsakkoord PO, Onderwijsconvenant en bijstelling van de personele bekostiging

De PO-Raad en de vakbonden zijn op 11 december 2019 akkoord gegaan met het onderhandelaarsakkoord voor de nieuwe cao voor het primair onderwijs. De partijen maakten afspraken over een salarisverhoging van 4,5% voor alle medewerkers en een betere waardering van directeuren en onderwijsondersteuners. De cao loopt van 1 maart 2019 tot en met 31 oktober 2020.

Volgens dit akkoord krijgen alle medewerkers per 1 januari 2020 een salarisverhoging van 4,5%. De PO-Raad en de onderwijsvakbonden AOb, AVS, CNV Onderwijs, FvOv en FNV Onderwijs en Onderzoek spraken verder af dat alle medewerkers in februari 2020 een eenmalige uitkering krijgen van 33% van het maandloon van januari 2020 en een eenmalig bedrag van € 875 naar rato van de werktijdfactor. De cao loopt tot 1 november 2020.

Dit nieuwe akkoord zorgt voor verdere vernieuwing en verbetering van de cao en de arbeidsvoorwaarden. Het loongebouw wordt geharmoniseerd en de functies van schooldirecteuren en onderwijsondersteuners worden geactualiseerd. Zo komt er meer evenwicht in de salarissen. Het speciaal onderwijs ontvangt incidenteel extra geld, omdat zij relatief veel onderwijsondersteunend personeel hebben.

Verder hebben de partijen afgesproken dat een schoolbestuur bij een dreigend ontslag op bedrijfseconomische grond afspraken maakt over de begeleiding van medewerkers naar nieuw werk. De transitievergoeding vervalt daarbij.

Als werkgevers en werknemers instemmen met dit akkoord, is er een definitief cao-akkoord voor het primair onderwijs.

In de laatste periode van 2019 zijn extra bijdragen van het ministerie ontvangen uit hoofde van het onderwijsconvenant en is de reguliere personele bekostiging naar boven bijgesteld. Deze baten hangen deels en impliciet samen met het het onderhandelaarsakkoord.

Effect op de jaarrekening 

Nu er een akkoord is rijst de vraag in welk boekjaar de lasten, die verbonden zijn aan dit akkoord, verwerkt moeten worden. Ook is de vraag hoe de baten dienen te worden verantwoord uit het onderwijsconvenant. Het zou voor de hand liggen om de baten en lasten in het boekjaar te verantwoorden. Maar zoals gebruikelijk bij het opstellen van het onderhandelaarsakkoord, is er geen rekening gehouden met de verslaggevingsregels. Omdat er een verband is tussen lasten uit het onderhandelaarsakkoord en de baten uit het onderwijsconvenant/de reguliere bekostiging, gaan de werkgroep onderwijs van de Raad voor de Jaarverslaggeving en het ministerie van OCW aan de slag met de vraag in welk boekjaar de baten en lasten verantwoord dienen te worden. Het is nog niet duidelijk wanneer zij antwoord zullen geven op deze vraag.

Een uitwerking hiervan zou de volgende kunnen zijn:
De extra ontvangen baten in 2019 zijn niet geoormerkt en dus onderdeel van de lumpsum. In beginsel zou dan de toerekening van deze baten aan het boekjaar plaats dienen te vinden conform de beschikking.
De eenmalige uitkeringen op basis van het onderhandelaarsakkoord worden toegezegd in 2019. Het is waarschijnlijk dat het akkoord wordt omgezet in een CAO. Er is geen verplichting om de extra uitkering te betalen voor medewerkers die niet meer in dienst zijn in 2020. De verplichting tot uitkering is dus onder de voorwaarde dat een medewerker in dienst is in 2020 op het moment van de uitkering. Een instelling kan echter een goede inschatting maken hoeveel medewerkers die in dienst zijn ultimo 2019, ook in dienst zijn ten tijde van de uitkering in 2020. Verslaggevingsregels schrijven dan dus voor dat de kosten verantwoord dienen te worden in 2019. Hiervoor dient dan een voorziening te worden gevormd. Dit is vergelijkbaar met een jubileumuitkering die voortvloeit uit de CAO waarvoor een instelling ook dient in te schatten in hoeverre medewerkers nog in dienst zijn.

Omdat het bovenstaande nog niet is bevestigd door de werkgroep en het ministerie, staat het ieder bestuur vrij in 2019 de voorwaardelijke verplichting (van het in dienst zijn ten tijde van de uitkering) weg te nemen en een toezegging te doen aan het personeel dat een ieder die in 2019 in dienst is, recht heeft op de uitkering. Er zal dan een onvoorwaardelijke verplichting ontstaan, waarvoor een kortlopende schuld opgenomen dient te worden.

WNRA: soms is een nieuw contract nodig

WNRA: soms is een nieuw contract nodig

De Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (WNRA) treedt per 1 januari 2020 in werking. Sommige werkgevers in het openbaar onderwijs vragen zich af of het nodig is hun werknemers een schriftelijke arbeidsovereenkomst te laten ondertekenen.

Een gevolg van de WNRA is dat vanaf 1 januari 2020 de eenzijdige aanstelling van werknemers in het openbaar onderwijs van rechtswege verandert in een tweezijdige arbeidsovereenkomst. Aan deze overgang van aanstelling naar arbeidsovereenkomst hoeven werkgevers en werknemers in beginsel dus niets te doen.

Maar er kunnen redenen zijn om werkgevers toch een schriftelijke arbeidsovereenkomst te laten tekenen. Bijvoorbeeld wanneer er (nog) een zogenaamd incorporatiebeding moet worden afgesproken. Daarmee wordt de CAO van toepassing verklaard op de arbeidsovereenkomst.

Het is verstandig om na te gaan of er een incorporatiebeding is opgenomen in huidige akte van aanstelling en te kijken naar de precieze bewoordingen hiervan. Als er geen incorporatiebeding voor de CAO is opgenomen of de formulering onduidelijk is, dan is het raadzaam om dit alsnog met elkaar overeen te komen. In dat geval is het verstandig om een zogenaamd ‘dynamisch’ incorporatiebeding af te spreken. Daarmee wordt vastgelegd dat niet alleen de huidige CAO van toepassing is, maar ook de cao’s die hier nog op zullen volgen.

 

WNRA: soms is een nieuw contract nodig

WNRA: soms is een nieuw contract nodig

De Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (WNRA) treedt per 1 januari 2020 in werking. Sommige werkgevers in het openbaar onderwijs vragen zich af of het nodig is hun werknemers een schriftelijke arbeidsovereenkomst te laten ondertekenen.

Een gevolg van de WNRA is dat vanaf 1 januari 2020 de eenzijdige aanstelling van werknemers in het openbaar onderwijs van rechtswege verandert in een tweezijdige arbeidsovereenkomst. Aan deze overgang van aanstelling naar arbeidsovereenkomst hoeven werkgevers en werknemers in beginsel dus niets te doen.

Maar er kunnen redenen zijn om werkgevers toch een schriftelijke arbeidsovereenkomst te laten tekenen. Bijvoorbeeld wanneer er (nog) een zogenaamd incorporatiebeding moet worden afgesproken. Daarmee wordt de CAO van toepassing verklaard op de arbeidsovereenkomst.

Het is verstandig om na te gaan of er een incorporatiebeding is opgenomen in huidige akte van aanstelling en te kijken naar de precieze bewoordingen hiervan. Als er geen incorporatiebeding voor de CAO is opgenomen of de formulering onduidelijk is, dan is het raadzaam om dit alsnog met elkaar overeen te komen. In dat geval is het verstandig om een zogenaamd ‘dynamisch’ incorporatiebeding af te spreken. Daarmee wordt vastgelegd dat niet alleen de huidige CAO van toepassing is, maar ook de cao’s die hier nog op zullen volgen.

 

Hulp bij realiseren van banen voor mensen met een arbeidsbeperking

Hulp bij realiseren van banen voor mensen met een arbeidsbeperking

Schoolbesturen kunnen praktische ondersteuning krijgen bij het realiseren van nieuwe banen voor mensen met een arbeidsbeperking. Het project Baanbrekers van de PO-Raad en VO-raad neemt praktische knelpunten weg die scholen tegenkomen bij het creëren van extra werkplekken.

Schoolbesturen in het primair en voortgezet onderwijs onderschrijven doorgaans het doel van de banenafspraak, maar hebben door verschillende knelpunten moeite met het creëren van banen voor deze doelgroep.

De Baanbrekers onderzoeken samen met het betreffende schoolbestuur wat de ideeën en mogelijkheden zijn. Het actieplan dat hieruit voortkomt, is de leidraad waarmee de organisatie samen met de Baanbrekers aan de slag gaat. De Baanbrekers adviseren ook bij de aansturing en begeleiding van de nieuwe collega.

Het ministerie van SZW monitort elk jaar of de sector goed op weg is om het afgesproken aantal gecreëerde banen (25.000 voor de sector overheid) te halen. De afgelopen jaren is het quotumpercentage niet gehaald. Daarop werd een quotumheffing van €5.000 per niet ingevulde baan van 25,5 uur ingesteld. Dit is voorlopig van de baan: de Eerste Kamer heeft ingestemd met het uitstellen van de heffing tot en met 2021, maar de doelstelling voor 2023 blijft staan. Dat betekent dat scholen en andere werkgevers die vallen onder de sector overheid in een kortere periode dezelfde hoeveelheid banen moet creëren.

U vindt hier meer informatie over het project Baanbrekers.

Hulp bij realiseren van banen voor mensen met een arbeidsbeperking

Hulp bij realiseren van banen voor mensen met een arbeidsbeperking

Schoolbesturen kunnen praktische ondersteuning krijgen bij het realiseren van nieuwe banen voor mensen met een arbeidsbeperking. Het project Baanbrekers van de PO-Raad en VO-raad neemt praktische knelpunten weg die scholen tegenkomen bij het creëren van extra werkplekken.

Schoolbesturen in het primair en voortgezet onderwijs onderschrijven doorgaans het doel van de banenafspraak, maar hebben door verschillende knelpunten moeite met het creëren van banen voor deze doelgroep.

De Baanbrekers onderzoeken samen met het betreffende schoolbestuur wat de ideeën en mogelijkheden zijn. Het actieplan dat hieruit voortkomt, is de leidraad waarmee de organisatie samen met de Baanbrekers aan de slag gaat. De Baanbrekers adviseren ook bij de aansturing en begeleiding van de nieuwe collega.

Het ministerie van SZW monitort elk jaar of de sector goed op weg is om het afgesproken aantal gecreëerde banen (25.000 voor de sector overheid) te halen. De afgelopen jaren is het quotumpercentage niet gehaald. Daarop werd een quotumheffing van € 5.000 per niet ingevulde baan van 25,5 uur ingesteld. Dit is voorlopig van de baan: de Eerste Kamer heeft ingestemd met het uitstellen van de heffing tot en met 2021, maar de doelstelling voor 2023 blijft staan. Dat betekent dat scholen en andere werkgevers die vallen onder de sector overheid in een kortere periode dezelfde hoeveelheid banen moet creëren.

U vindt hier meer informatie over het project Baanbrekers.

 

ABP verstrekt datum indiensttreding voor jubileum-voorziening

Ter bepaling van de voorziening voor jubilea is de indiensttredingsdatum in het onderwijs een belangrijke factor. Deze datum is vaak lastig vast te stellen omdat het niet gaat om de datum dat de medewerker in dienst kwam bij de instelling, maar om diens eerste aanstelling in het onderwijs.
Deze informatie is alleen bekend bij het pensioenfonds. Wij waren altijd in de veronderstelling dat alleen de betreffende medewerker deze informatie kon opvragen. Het is echter zo dat het ABP een diensttijdenoverzicht kan leveren per bestuur. Dit verzoek moet wel met reden omkleed worden aangevraagd door voorzitter van het College van Bestuur. De GMR moet bovendien met het verzoek akkoord gaan.