Andere financiering van opleidingsscholen

Andere financiering van opleidingsscholen

Er komt een nieuw financieringsmodel voor opleidingsscholen. Dat moet ervoor zorgen dat het aantal opleidingsplekken in opleidingsscholen nog verder groeit.

‘Samen opleiden en professionaliseren’ zit in de lift. Vorig jaar zijn er maar liefst 16 nieuwe aspirant-opleidingsscholen gestart. Maar die groei mag nog harder gaan, vinden het ministerie van OCW, de PO-Raad, VO-raad, MBO Raad, VH en VSNU. Zij willen toe naar regionale netwerken, waarin intensief wordt samengewerkt door lerarenopleidingen, scholen en andere partijen op het gebied van opleiden en professionaliseren van studenten en startende leraren. Het doel is om uiteindelijk 100% van de toekomstige leraren op te leiden in opleidingsscholen. De komende jaren is hier extra geld voor beschikbaar.

Momenteel ontvangen erkende opleidingsscholen een tegemoetkoming in de kosten. Hoeveel geld zij krijgen, wordt bepaald met behulp van een staffelsystematiek. Op basis van het studentenaantal in het voorgaande schooljaar wordt bepaald in welke staffel een opleidingsschool valt. Deze systematiek blijkt een ongewenst sturend effect te hebben op de grootte van partnerschappen. Het is ongunstig om qua studentenaantal net onder een staffelgrens te zitten. Bovendien zijn sommige staffels gunstiger dan andere. Een en ander leidt tot ongewenst strategisch gedrag.

Voor het nieuwe financieringsmodel is een aantal uitgangspunten geformuleerd. Zo zijn de extra middelen bedoeld om een impuls te geven aan de groei van het aantal opleidingsplekken in opleidingsscholen. Verder worden in het nieuwe financieringsmodel de beschikbare middelen zo eerlijk mogelijk verdeeld over kleine, middelgrote en grote opleidingsscholen. Het nieuwe financieringsmodel moet ook helder zijn, zodat opleidingsscholen zelf zicht houden op de hoogte van de tegemoetkoming die ze kunnen verwachten.
Alle opleidingsscholen krijgen een vaste voet voor de ontwikkeling en instandhouding van een basisinfrastructuur. De vaste voet bedraagt 100.000 euro. Daarnaast krijgen opleidingsscholen een bedrag per student.

Zodra de regeling is gepubliceerd, wordt hierover bericht op het Platform Samen Opleiden & Professionaliseren.

Subsidie regionale aanpak personeelstekorten

Subsidie regionale aanpak personeelstekorten

De subsidieregeling voor de regionale aanpak van het lerarentekort is verruimd en heet nu ‘Subsidieregeling regionale aanpak personeelstekorten’. Nieuwe aanvragen voor deze regeling kunnen tussen 1 februari en 1 maart worden ingediend.

In veel regio’s lopen initiatieven om het lerarentekort aan te pakken. Besturen in het primair en voortgezet onderwijs en in het mbo kunnen samen met lerarenopleidingen een plan van aanpak indienen, waarvoor deze subsidie kan worden ingezet. Het kan bijvoorbeeld gaan om acties gericht op het werven en begeleiden van (startende) leraren, studenten, zij-instromers en herintreders. Regio’s waar partijen al samenwerken, kunnen de subsidie inzetten om activiteiten voort te zetten die onder de vorige regeling kansrijk bleken.

Schoolbesturen kunnen samen met minimaal één lerarenopleiding een subsidieaanvraag doen. Zij dienen een plan van aanpak en een begroting in. De regioadviseurs van het Arbeidsmarktplatform PO en Voion kunnen hierbij ondersteuning bieden. De subsidie bestaat uit een basisbedrag van maximaal €385.000 voor twee schooljaren. Dit bedrag kan worden verhoogd, afhankelijk van het aantal besturen dat meedoet en het aantal fte.

De vernieuwde subsidieregeling kent een bredere aanpak. Zo is er ook aandacht voor het tekort aan schoolleiders, onderwijsondersteunend personeel en tekorten in het (v)so. De subsidie wordt bovendien voor twee schooljaren toegekend.

Indieners van een aanvraag krijgen uiterlijk 1 mei 2020 uitsluitsel over de toekenning.
Meer informatie over de regionale aanpak lerarentekort en actuele links naar de subsidieaanvraag vindt u op www.aanpaklerarentekort.nl.

Subsidie regionale aanpak personeelstekorten

Subsidie regionale aanpak personeelstekorten

De subsidieregeling voor de regionale aanpak van het lerarentekort is verruimd en heet nu ‘Subsidieregeling regionale aanpak personeelstekorten’. Nieuwe aanvragen voor deze regeling kunnen tussen 1 februari en 1 maart worden ingediend.

In veel regio’s lopen initiatieven om het lerarentekort aan te pakken. Besturen in het primair en voortgezet onderwijs en in het mbo kunnen samen met lerarenopleidingen een plan van aanpak indienen, waarvoor deze subsidie kan worden ingezet. Het kan bijvoorbeeld gaan om acties gericht op het werven en begeleiden van (startende) leraren, studenten, zij-instromers en herintreders. Regio’s waar partijen al samenwerken, kunnen de subsidie inzetten om activiteiten voort te zetten die onder de vorige regeling kansrijk bleken.

Schoolbesturen kunnen samen met minimaal één lerarenopleiding een subsidieaanvraag doen. Zij dienen een plan van aanpak en een begroting in. De regioadviseurs van het Arbeidsmarktplatform PO en Voion kunnen hierbij ondersteuning bieden. De subsidie bestaat uit een basisbedrag van maximaal €385.000 voor twee schooljaren. Dit bedrag kan worden verhoogd, afhankelijk van het aantal besturen dat meedoet en het aantal fte.

De vernieuwde subsidieregeling kent een bredere aanpak. Zo is er ook aandacht voor het tekort aan schoolleiders, onderwijsondersteunend personeel en tekorten in het (v)so. De subsidie wordt bovendien voor twee schooljaren toegekend.

Indieners van een aanvraag krijgen uiterlijk 1 mei 2020 uitsluitsel over de toekenning.
Meer informatie over de regionale aanpak lerarentekort en actuele links naar de subsidieaanvraag vindt u op www.aanpaklerarentekort.nl.

Vaart achter vereenvoudiging bekostiging

Het ministerie van OCW wil vaart zetten achter het wetsvoorstel vereenvoudiging bekostiging. Zij wil het wetsvoorstel zo snel mogelijk laten behandelen in de ministerraad.

In het meest gunstige scenario zou het voorstel in juni naar de Raad van State gaan. Deze zou dan in september advies uit kunnen brengen, waarna het wetsvoorstel naar de Tweede Kamer kan. Treedt er echter vertraging op, dan gaat het wetsvoorstel na de zomer naar de Raad van State. Op dit moment is invoeren van de vereenvoudiging in 2021 nog mogelijk.

Het ministerie ontwikkelt een model om berekeningen te maken met de gegevens van 2018. Daarbij wordt gekeken naar scenario’s om de herverdeeleffecten voor specifieke groepen scholen, zoals brede scholengemeenschappen met vbo, te verminderen. De berekeningen leiden uiteindelijk tot nieuwe, meer actuele tarieven.

Over de zogenaamde ‘laatste scholen’ wordt nog nagedacht. Daarbij is de vraag: hoe voorkomen we dat aanbod wegvalt waardoor leerlingen een onverantwoord lange reistijd krijgen? Ook moet nog worden bepaald welke scholen vallen onder ‘laatste scholen’. Nog een discussiepunt: de manier van steunverlening. Daarbij zouden factoren als reistijd, aanbod en mate van krimp een rol moeten spelen. Als steun wordt verleend, zou het aantal leerlingen van de vestiging bepalend moeten zijn voor de hoogte van de steun. Hoe kleiner het aantal leerlingen, des te hoger het bedrag per leerling.

Ook over de stapeling van effecten spreekt OCW met het onderwijsveld. Hierbij gaat het erom dat scholen en samenwerkingsverbanden last hebben van negatieve financiële gevolgen van de vereenvoudiging bekostiging en bijvoorbeeld krimp of herverdeeleffecten zware zorg.

Vaart achter vereenvoudiging bekostiging

Vaart achter vereenvoudiging bekostiging

Het ministerie van OCW wil vaart zetten achter het wetsvoorstel vereenvoudiging bekostiging. Zij wil het wetsvoorstel zo snel mogelijk laten behandelen in de ministerraad.

In het meest gunstige scenario zou het voorstel in juni naar de Raad van State gaan. Deze zou dan in september advies uit kunnen brengen, waarna het wetsvoorstel naar de Tweede Kamer kan. Treedt er echter vertraging op, dan gaat het wetsvoorstel na de zomer naar de Raad van State. Op dit moment is invoeren van de vereenvoudiging in 2021 nog mogelijk.

Het ministerie ontwikkelt een model om berekeningen te maken met de gegevens van 2018. Daarbij wordt gekeken naar scenario’s om de herverdeeleffecten voor specifieke groepen scholen, zoals brede scholengemeenschappen met vbo, te verminderen. De berekeningen leiden uiteindelijk tot nieuwe, meer actuele tarieven.

Over de zogenaamde ‘laatste scholen’ wordt nog nagedacht. Daarbij is de vraag: hoe voorkomen we dat aanbod wegvalt, waardoor leerlingen een onverantwoord lange reistijd krijgen? Ook moet nog worden bepaald welke scholen vallen onder ‘laatste scholen’. Nog een discussiepunt: de manier van steunverlening. Daarbij zouden factoren als reistijd, aanbod en mate van krimp een rol moeten spelen. Als steun wordt verleend, zou het aantal leerlingen van de vestiging bepalend moeten zijn voor de hoogte van de steun. Hoe kleiner het aantal leerlingen, des te hoger het bedrag per leerling.

Ook over de stapeling van effecten spreekt OCW met het onderwijsveld. Hierbij gaat het erom dat scholen en samenwerkingsverbanden last hebben van negatieve financiële gevolgen van de vereenvoudiging bekostiging en bijvoorbeeld krimp of herverdeeleffecten zware zorg.

Voorstel: geld voor brede scholengemeenschappen

Brede scholengemeenschappen op één locatie met brede brugklassen en/of dakpanklassen moeten een financiële impuls krijgen. Dat vindt PvdA-Kamerlid Kirsten Van den Hul. Zij doet dit voorstel in haar initiatiefnota ‘Gelijke kansen, een leven lang’. Haar idee vindt weerklank in Amsterdam, waar wethouder Marjolein Moorman (PvdA) hetzelfde voorstelt. Moorman wil een bonus van 3,5 miljoen euro beschikbaar stellen voor scholen in de gemeente die een brede brugklas aanbieden.

Brede scholengemeenschappen en -brugklassen moeten leiden tot meer gelijke kansen voor leerlingen. Wanneer een school brede brugklassen heeft, wordt het moment van selectie uitgesteld. Van den Hul stelt ook voor om scholen in de gelegenheid te stellen om alle kinderen die dat nodig hebben, maar niet kunnen betalen, toegankelijke huiswerkbegeleiding te bieden.

Wethouder Moorman hoopt met een brede-brugklasbonus ook de segregatie in de stad terug te dringen.