sep 24, 2015
Schatkistbankieren
Door onderwijsinstellingen wordt steeds meer gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot Schatkistbankieren. Schatkistbankieren houdt in dat instellingen die een wettelijke taak uitvoeren en hiervoor gelden van het Rijk ontvangen, hun publieke gelden aanhouden bij het ministerie van Financiën. Deelnemende instellingen hebben een eigen rekening-courant bij het ministerie van Financiën. Daarnaast kunnen zij deposito’s en leningen afsluiten.
Sommige overheidsinstellingen moeten verplicht schatkistbankieren. Voorbeelden zijn sociale fondsen en ministeries. Onderwijsinstellingen zijn niet verplicht om deel te nemen, maar mogen vrijwillig schatkistbankieren. Schatkistbankieren is alleen bedoeld voor publieke middelen. Private middelen (> 10% van de totale stroom aan middelen) dienen buiten het schatkistbankieren gehouden te worden.
Bankieren bij de schatkist heeft voor instellingen enkele voordelen. Zo kan de instelling een risicoloos kasbeheer voeren (de Staat staat immers garant) en kan er tegen een zeer laag rentetarief financiering worden aangetrokken. Daarnaast staat het ministerie van OCW garant voor deze leningen als de instelling niet meer aan de betalingsverplichtingen kan voldoen. Vanwege de garantstelling van het ministerie van OCW vindt er echter een (vorm van) kredietbeoordeling plaats wanneer een onderwijsinstelling bij de schatkist wil lenen. In een toetsingsdocument wordt gevraagd naar (toekomstige) kengetallen (zoals solvabiliteit en liquiditeit).
Voor instellingen in het PO en VO is naast goedkeuring van het ministerie van OCW tevens een gemeentegarantie vereist indien de instelling een meerjarige lening voor een huisvestingsproject of een rekening-courantkrediet wil afsluiten. De toetsing door het ministerie van OCW in combinatie met de benodigde gemeentegarantie vormt een drempel om gebruik te maken van schatkistbankieren.
Op dit moment onderzoekt de onderwijsinspectie of PO en VO instellingen verplicht moeten worden om te schatkistbankieren. Dit vanuit de gedachte om alle publieke middelen centraal beschikbaar te hebben. Daarnaast wil men niet dat publieke middelen aangewend worden om bij banken tegen hoge kosten financiering aan te trekken. Bij schatkistbankieren kan dit goedkoper waardoor publiek geld doelmatiger kan worden besteed.
sep 24, 2015
Tijdelijke regeling aanvullende bekostiging buitenonderhoud PO & (V)SO
Vanaf 1 januari 2015 zijn de onderhoudskosten van het buitenonderhoud doorgedecentraliseerd aan de schoolbesturen in het PO en (V)SO. Tot en met 1 april 2015 konden schoolbesturen een aanvraag indienen voor een eenmalig aanvullende bekostiging ten behoeve van dit buitenonderhoud. Inmiddels zijn alle aanvragen beoordeeld en de beschikt door de minister. Van verschillende instellingen krijgen wij de vraag of deze extra bate mag worden gedoteerd aan de voorziening voor groot onderhoud. In de regeling is opgenomen dat de middelen worden toegevoegd aan de lumpsum van de scholen en dat er geen aparte verantwoording vereist wordt. Toevoeging aan de lumpsum betekent ook dat de gelden verantwoord dienen te worden in het resultaat van het boekjaar waaraan deze zijn toegekend door de minister. Direct toevoegen aan de voorziening voor groot onderhoud is daardoor geen optie.
Wel kan het zo zijn dat de instelling in 2015 een extra dotatie moet doen aan de voorziening, als uit het onderhoudsplan blijkt dat voor het buitenonderhoud in 2016 relatief hoge uitgaven gepland zijn.
sep 24, 2015
Begroting 2016
In de begroting van 2016 is sprake van ‘een licht dalende trend in uitgaven’ bij het primair en voortgezet onderwijs. Dit kan worden verklaard door het dalende aantal leerlingen in het PO en VO en een lagere raming van gewichtenleerlingen.
Ondanks de lagere uitgaven in het PO en VO geeft het kabinet wel aan dat zij wil investeren in de kwaliteit van het onderwijs. Daarmee wil het kabinet de gelijke kansen in het onderwijs verder bevorderen. Dit wil zij bereiken door “over de hele linie” in te zetten op flexibiliteit, ruimte voor maatwerk en soepelere overgangen tussen onderwijstypen om zo uitval, zittenblijven en afstroom te voorkomen en doorstroom naar een hoger niveau makkelijker te maken. Volgens het kabinet hebben vooral “kwetsbare leerlingen uit de lagere sociaal-economische milieus” hier baat bij.
Een voorstel van het kabinet voor deze flexibilisering is de nieuwe opzet van het VMBO in de bovenbouw van de beroepsgerichte leerwegen en gemengde leerweg. De huidige opzet in 4 sectoren moet plaatsmaken voor een indeling in 10 profielen. Door de nieuwe opzet moet het vmbo beter aansluiten op het vervolgonderwijs en de (regionale) arbeidsmarkt. Ook hoopt het kabinet dat leerlingen zo meer ruimte krijgen om hun talenten te ontplooien.
Er kan worden geconcludeerd dat de begroting van 2016 geen grote (financiële) veranderingen met zich mee brengt voor het PO en VO. In 2016 komt het ministerie van OCW met een voorstel voor het vereenvoudigen van de bekostiging van het primair onderwijs. De PO-Raad denkt hierover mee en gaat hierover komend najaar met haar leden over in gesprek. Dit voorstel zal waarschijnlijk wel enkele relevante financiële veranderingen voor het PO met zich mee brengen.
sep 24, 2015
Per 1 januari 2016 zal de regeling Beleggen en Belenen aangepast worden. De regeling ziet er op toe dat publieke middelen niet aangewend worden om risicovolle beleggingen mee uit te voeren, bijvoorbeeld door het afsluiten van derivaten met een speculatief karakter.
Het uitgangspunt is dat publiek geld wordt verstrekt ten behoeve van het verzorgen van onderwijs en onderzoek, en dat de toegekende middelen in overeenstemming met hun bestemming dienen te worden besteed. Het is niet wenselijk dat dit proces in gevaar gebracht wordt door het aangaan van risicovolle belegging en met publiek geld.
De reden voor het aanpassen van de regeling is de behoefte van de wetgever om de regeling af te stemmen op een aantal nieuwe ontwikkelingen. De regeling is namelijk voor het laatst is aangepast in 2009. Daarnaast is er een handreiking opgesteld ter verduidelijking en is er in 2013 een beleidskader derivaten aan toegevoegd. Tot slot zijn er enkele voorbeelden van situaties waarbij publiek geld niet optimaal is besteed (denk bijvoorbeeld aan het ROC Leiden).
In de nieuwe regeling zullen ten eerste de eisen aan de rating van financiële instellingen en de producten waarin belegd wordt door publieke en semipublieke instellingen veranderd worden. Op dit moment is een A rating vereist voor beleggingen met een looptijd tot en met drie maanden. Een AA- rating is vereist voor beleggingen met een looptijd langer dan drie maanden. In de nieuwe regeling zal een aansluiting worden gezocht met de vereisten van DNB.
Er zal geen lijst worden opgesteld door de wetgever van goedgekeurde instellingen waar mee gehandeld mag worden. Onderwijsinstellingen zullen zelf moeten vaststellen of de financiële instelling waar zaken mee gedaan wordt aan de eisen voldoet. Ook zal de definitie van professionele belegger voor alle semipublieke sectoren gelijk worden getrokken.
Verder wordt de maximale looptijd van een derivaat ingeperkt, en mogen alleen derivaten worden afgesloten die een perfecte hedge vormen ten opzichte van het af te dekken risico (het risico moet dus volledig zijn afgedekt).
Hoe de veranderingen er precies uit gaan zien zal eind 2015 duidelijk worden. Naar verwachting wordt de nieuwe regeling eind november, begin december 2015 gepubliceerd. De accountant zal voor de jaarrekeningcontrole 2015 nog toetsen volgens de oude regeling.
jan 28, 2015
2015 is nog maar net begonnen en de eerste vragen over de jaarrekening 2014 komen bij ons binnen. Vanaf februari beginnen we met de eerste jaarrekeningcontroles van onderwijsinstellingen, dat betekent dat de instellingen zelf dus al bezig zijn met het opmaken van hun cijfers. Dit jaar brengt dat een aantal nieuwe vragen met zich mee. In het primair onderwijs zien we veel vragen terug komen over de verwerking van onderhoudskosten en personele verplichtingen in de jaarrekening.
De oorsprong van deze vragen zal niemand ontgaan zijn, de doordecentralisatie en de nieuwe CAO PO, maar het effect op de jaarrekening is nog wel eens onderbelicht gebleven of vooruitgeschoven.
Voor de eerste vraag is het antwoord terug te vinden in bestaande regelgeving. In beginsel kunnen onderhoudskosten namelijk volgens 3 uitgangspunten verwerkt worden in de jaarrekening:
– Via een voorziening voor groot onderhoud
– In de boekwaarde van het actief (componenten methode) of
– Direct in de staat van baten en lasten
Voor alle kosten van groot onderhoud dien je hetzelfde uitgangspunt te hanteren. Veel onderwijsinstellingen hebben vanuit het verleden gekozen voor het vormen van een voorziening voor groot onderhoud voor de kosten van het binnen onderhoud. Met de doordecentralisatie betekent dat dus dat dit uitgangspunt ook geldt voor het buiten onderhoud en dat de dotatie aan de voorziening hierop dient te worden aangepast. Daarnaast zou de instelling ook kunnen kiezen voor een ander uitgangspunt vanaf 2014, maar dat betekent dat er een stelselwijziging zal moeten worden doorgevoerd in de jaarrekening.
Op de tweede vraag is het antwoord er helaas nog niet. In de nieuwe CAO is het BAPO recht vervallen. Daarvoor in de plaats treedt de nieuwe regeling met maatregelen gericht op de duurzame inzetbaarheid. De werkgroep die gericht is op de verslaggevingsregels voor onderwijsinstellingen heeft aangekondigd dat er een voorziening moet worden gevormd voor de gespaarde uren. Het is alleen nog niet duidelijk of dit voor alle uren geldt.