jan 10, 2020
De subsidieregeling voor de regionale aanpak van het lerarentekort is verruimd en heet nu ‘Subsidieregeling regionale aanpak personeelstekorten’. Nieuwe aanvragen voor deze regeling kunnen tussen 1 februari en 1 maart worden ingediend.
In veel regio’s lopen initiatieven om het lerarentekort aan te pakken. Besturen in het primair en voortgezet onderwijs en in het mbo kunnen samen met lerarenopleidingen een plan van aanpak indienen, waarvoor deze subsidie kan worden ingezet. Het kan bijvoorbeeld gaan om acties gericht op het werven en begeleiden van (startende) leraren, studenten, zij-instromers en herintreders. Regio’s waar partijen al samenwerken, kunnen de subsidie inzetten om activiteiten voort te zetten die onder de vorige regeling kansrijk bleken.
Schoolbesturen kunnen samen met minimaal één lerarenopleiding een subsidieaanvraag doen. Zij dienen een plan van aanpak en een begroting in. De regioadviseurs van het Arbeidsmarktplatform PO en Voion kunnen hierbij ondersteuning bieden. De subsidie bestaat uit een basisbedrag van maximaal €385.000 voor twee schooljaren. Dit bedrag kan worden verhoogd, afhankelijk van het aantal besturen dat meedoet en het aantal fte.
De vernieuwde subsidieregeling kent een bredere aanpak. Zo is er ook aandacht voor het tekort aan schoolleiders, onderwijsondersteunend personeel en tekorten in het (v)so. De subsidie wordt bovendien voor twee schooljaren toegekend.
Indieners van een aanvraag krijgen uiterlijk 1 mei 2020 uitsluitsel over de toekenning.
Meer informatie over de regionale aanpak lerarentekort en actuele links naar de subsidieaanvraag vindt u op www.aanpaklerarentekort.nl.
dec 23, 2019
De financiële positie van onderwijsinstellingen en samenwerkingsverbanden is voldoende solide. Op 1 augustus 2019 vielen zeven besturen in het primair onderwijs (waarvan twee speciaal onderwijs) onder verscherpt financieel toezicht, vijf besturen in het voortgezet onderwijs, één in het mbo en één in het hoger onderwijs.
Dat meldt de Onderwijsinspectie in de Financiële Staat van het Onderwijs. De inspectie ziet wel verbetermogelijkheden in de voorspellingen en realisaties in de jaarverslagen. “Er is nog steeds vrij structureel sprake van onderschatting van het resultaat”, schrijft de inspectie. “Dat leidt bij veel besturen tot verdere vermogensgroei.”
Dit aspect leidt tot kritiek vanuit het ministerie van OCW. In hun Kamerbrief met beleidsreactie op de Financiële Staat van het Onderwijs schrijven de ministers Van Engelshoven en Slob: “We investeren in het onderwijs en vinden het belangrijk dat besturen de beschikbare middelen zo veel mogelijk terecht laten komen in de klas. We verwachten daarom van besturen dat zij de wijze waarop ze beleidsrijk begroten verder verbeteren en daarbij van elkaar leren.” De ministers willen dat besturen in hun jaarverslagen en in de benchmarks duidelijk maken hoe zij met reserves omgaan, ‘zodat hierover het goede gesprek met de stakeholders gevoerd kan worden’. Ook wil OCW dat financiële deskundigheid bij besturen verder wordt vergroot.
De inspectie ziet wel verbetering bij het beleidsrijk begroten. Zij ziet bij 88 procent van de besturen een meerjarenbegroting van voldoende kwaliteit en bij 79 procent was deze ook voldoende toegelicht. “Maar bij slechts 54 procent werd een duidelijke verbinding met beleidskeuzes gemaakt”, aldus de inspectie.
De Financiële Staat van het Onderwijs pleit ook voor meer aandacht voor risicobeheer. In dat licht vindt zij ook dat de rol van de intern toezichthouder moet worden versterkt. “Bij minder dan de helft van de instellingen heeft dit voldoende vorm gekregen.”
De inspectie: “Alleen door realistisch en beleidsrijk te begroten kunnen besturen risico’s het hoofd bieden, zoals krimp of personeelstekorten. Bovendien zorgt het ervoor dat geld niet onnodig blijft liggen, maar vooral besteed wordt aan onderwijs.”
dec 16, 2019
De PO-Raad en de vakbonden zijn op 11 december 2019 akkoord gegaan met het onderhandelaarsakkoord voor de nieuwe cao voor het primair onderwijs. De partijen maakten afspraken over een salarisverhoging van 4,5% voor alle medewerkers en een betere waardering van directeuren en onderwijsondersteuners. De cao loopt van 1 maart 2019 tot en met 31 oktober 2020.
Volgens dit akkoord krijgen alle medewerkers per 1 januari 2020 een salarisverhoging van 4,5%. De PO-Raad en de onderwijsvakbonden AOb, AVS, CNV Onderwijs, FvOv en FNV Onderwijs en Onderzoek spraken verder af dat alle medewerkers in februari 2020 een eenmalige uitkering krijgen van 33% van het maandloon van januari 2020 en een eenmalig bedrag van € 875 naar rato van de werktijdfactor. De cao loopt tot 1 november 2020.
Dit nieuwe akkoord zorgt voor verdere vernieuwing en verbetering van de cao en de arbeidsvoorwaarden. Het loongebouw wordt geharmoniseerd en de functies van schooldirecteuren en onderwijsondersteuners worden geactualiseerd. Zo komt er meer evenwicht in de salarissen. Het speciaal onderwijs ontvangt incidenteel extra geld, omdat zij relatief veel onderwijsondersteunend personeel hebben.
Verder hebben de partijen afgesproken dat een schoolbestuur bij een dreigend ontslag op bedrijfseconomische grond afspraken maakt over de begeleiding van medewerkers naar nieuw werk. De transitievergoeding vervalt daarbij.
Als werkgevers en werknemers instemmen met dit akkoord, is er een definitief cao-akkoord voor het primair onderwijs.
In de laatste periode van 2019 zijn extra bijdragen van het ministerie ontvangen uit hoofde van het onderwijsconvenant en is de reguliere personele bekostiging naar boven bijgesteld. Deze baten hangen deels en impliciet samen met het het onderhandelaarsakkoord.
Effect op de jaarrekening
Nu er een akkoord is rijst de vraag in welk boekjaar de lasten, die verbonden zijn aan dit akkoord, verwerkt moeten worden. Ook is de vraag hoe de baten dienen te worden verantwoord uit het onderwijsconvenant. Het zou voor de hand liggen om de baten en lasten in het boekjaar te verantwoorden. Maar zoals gebruikelijk bij het opstellen van het onderhandelaarsakkoord, is er geen rekening gehouden met de verslaggevingsregels. Omdat er een verband is tussen lasten uit het onderhandelaarsakkoord en de baten uit het onderwijsconvenant/de reguliere bekostiging, gaan de werkgroep onderwijs van de Raad voor de Jaarverslaggeving en het ministerie van OCW aan de slag met de vraag in welk boekjaar de baten en lasten verantwoord dienen te worden. Het is nog niet duidelijk wanneer zij antwoord zullen geven op deze vraag.
Een uitwerking hiervan zou de volgende kunnen zijn:
De extra ontvangen baten in 2019 zijn niet geoormerkt en dus onderdeel van de lumpsum. In beginsel zou dan de toerekening van deze baten aan het boekjaar plaats dienen te vinden conform de beschikking.
De eenmalige uitkeringen op basis van het onderhandelaarsakkoord worden toegezegd in 2019. Het is waarschijnlijk dat het akkoord wordt omgezet in een CAO. Er is geen verplichting om de extra uitkering te betalen voor medewerkers die niet meer in dienst zijn in 2020. De verplichting tot uitkering is dus onder de voorwaarde dat een medewerker in dienst is in 2020 op het moment van de uitkering. Een instelling kan echter een goede inschatting maken hoeveel medewerkers die in dienst zijn ultimo 2019, ook in dienst zijn ten tijde van de uitkering in 2020. Verslaggevingsregels schrijven dan dus voor dat de kosten verantwoord dienen te worden in 2019. Hiervoor dient dan een voorziening te worden gevormd. Dit is vergelijkbaar met een jubileumuitkering die voortvloeit uit de CAO waarvoor een instelling ook dient in te schatten in hoeverre medewerkers nog in dienst zijn.
Omdat het bovenstaande nog niet is bevestigd door de werkgroep en het ministerie, staat het ieder bestuur vrij in 2019 de voorwaardelijke verplichting (van het in dienst zijn ten tijde van de uitkering) weg te nemen en een toezegging te doen aan het personeel dat een ieder die in 2019 in dienst is, recht heeft op de uitkering. Er zal dan een onvoorwaardelijke verplichting ontstaan, waarvoor een kortlopende schuld opgenomen dient te worden.
dec 9, 2019
De Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (WNRA) treedt per 1 januari 2020 in werking. Sommige werkgevers in het openbaar onderwijs vragen zich af of het nodig is hun werknemers een schriftelijke arbeidsovereenkomst te laten ondertekenen.
Een gevolg van de WNRA is dat vanaf 1 januari 2020 de eenzijdige aanstelling van werknemers in het openbaar onderwijs van rechtswege verandert in een tweezijdige arbeidsovereenkomst. Aan deze overgang van aanstelling naar arbeidsovereenkomst hoeven werkgevers en werknemers in beginsel dus niets te doen.
Maar er kunnen redenen zijn om werkgevers toch een schriftelijke arbeidsovereenkomst te laten tekenen. Bijvoorbeeld wanneer er (nog) een zogenaamd incorporatiebeding moet worden afgesproken. Daarmee wordt de CAO van toepassing verklaard op de arbeidsovereenkomst.
Het is verstandig om na te gaan of er een incorporatiebeding is opgenomen in huidige akte van aanstelling en te kijken naar de precieze bewoordingen hiervan. Als er geen incorporatiebeding voor de CAO is opgenomen of de formulering onduidelijk is, dan is het raadzaam om dit alsnog met elkaar overeen te komen. In dat geval is het verstandig om een zogenaamd ‘dynamisch’ incorporatiebeding af te spreken. Daarmee wordt vastgelegd dat niet alleen de huidige CAO van toepassing is, maar ook de cao’s die hier nog op zullen volgen.
dec 9, 2019
De huidige Overgangsregeling voor de voorziening voor groot onderhoud wordt verlengd tot en met 2020. Dat betekent dat onderwijsinstellingen die in 2017 een voorziening voor groot onderhoud hadden opgenomen in de balans, dezelfde uitgangspunten mogen blijven hanteren tot en met 2020. De officiële bekendmaking van deze verlenging is gepland voor januari 2020.
Zoals u weet is het vanaf 1 januari 2019 niet meer toegestaan om de kosten van groot onderhoud direct in de staat van baten en lasten te verantwoorden. Deze optie was tot en met vorig jaar nog toegestaan. Als gevolg van de nieuwe RJ-richtlijn (212.445) zijn er nu nog twee manieren om de kosten van groot onderhoud te verwerken:
- Via een voorziening voor groot onderhoud;
- In de boekwaarde van het actief (componentenmethode);
Instellingen die vanaf 2019 de kosten van groot onderhoud willen verantwoorden via een voorziening voor groot onderhoud, mogen géén gebruik maken van de overgangsregeling. De voorziening moet in dat geval worden bepaald volgens de regelgeving van de Raad voor de Jaarverslaggeving. Dat betekent: bepaling van de voorziening per component.
Instellingen die vanaf 2019 de componentenmethode willen toepassen, mogen die prospectief doen. Dat wil zeggen: met ingang van 1 januari, zonder dat hierbij een aanpassing van de vergelijkende cijfers nodig is. Dit betreft een uitzondering, want normaal gesproken dienen stelselwijzigingen (zoals deze) met terugwerkende kracht verwerkt te worden. Deze uitzondering is overigens ook van toepassing voor instellingen die vanaf 1 januari 2019 willen overstappen van een voorziening voor groot onderhoud naar de componentenmethode.
Een prospectieve invoering van de componentenmethode is heel praktisch, maar geeft een vertekend beeld van de onderhoudskosten in de jaarrekening. De afschrijvingslasten op het groot onderhoud en het resultaat zijn hierdoor minimaal de eerste tien jaar niet representatief. Immers, kosten van groot onderhoud uit het verleden zijn niet geactiveerd en daarom wordt hierover ook niet afschreven ten laste van het resultaat. Instellingen zullen dus de eerste tien jaar een hoger resultaat realiseren.
dec 9, 2019
Het ministerie van OCW heeft bekendgemaakt over welke maatschappelijke thema’s schoolbesturen in hun bestuursverslag over 2019 en 2020 moeten rapporteren. De besturen moeten rapporteren welke middelen zij hebben ingezet, en welke doelen zij hebben behaald, op het terrein van strategisch personeelsbeleid, passend onderwijs en de allocatie van middelen naar schoolniveau.
Het PO moet dit daarnaast rapporteren op het gebied van werkdruk en onderwijsachterstanden. De verantwoording van de werkdrukmiddelen is door het ministeri nader toegelicht in een aparte brief (kenmerk 1320432 d.d. 6 maart 2018).
Het VO moet bovendien rapporteren voor vmbo-techniek, en toetsing en examinering.
De minister van OCW kan jaarlijks thema’s aanwijzen, waarover het bevoegd gezag in het bestuursverslag rapporteert met betrekking tot de wijze waarop middelen zijn ingezet en de resultaten die daarmee zijn behaald.
Deze maatschappelijke thema’s worden echter vaak vergeten door de kleinere instellingen.
De PO-Raad heeft een format voor het bestuursverslag gelanceerd. Dit is hier te downloaden voor haar leden.