Een toezichthouder van een Nederlandse stichting verricht niet zelfstandig economische activiteiten en kwalificeert daarom niet als ondernemer voor de btw. Dat oordeelde het Europese Hof van Justitie op 13 juni 2019. Het Hof deed uitspraak in de zaak IO (nr. C-420/18). Deze zaak ging over de btw-positie van een toezichthouder.

Deze uitspraak heeft mogelijk gevolgen voor toezichthouders die een vergoeding ontvangen voor hun toezichthouderschap. Op dit moment beschouwt de Belastingdienst het vervullen van één functie als toezichthouder namelijk, op grond van een eerdere aanwijzing van de Europese Commissie, reeds als een economische activiteit. Dat leidt tot ondernemerschap voor de btw van de betreffende toezichthouder.

Deze uitspraak van het Europese Hof van Justitie heeft in beginsel tot gevolg dat de Belastingdienst haar standpunt zal moeten wijzigingen. Het is echter de vraag of dit (op korte termijn) gaat gebeuren.

Naar onze mening kan, met een beroep op dit arrest, het standpunt worden ingenomen dat er geen sprake is van ondernemerschap voor de btw wanneer een toezichthouder, los van het toezichthouderschap, geen andere activiteiten verricht die binnen de sfeer van de btw vallen (bijvoorbeeld via een eenmanszaak).

Overigens kan de toezichthouder in een dergelijke situatie veelal een beroep doen op de kleine ondernemersregeling (KOR).

Aanmelden Nieuwsbrief

 
Wilt u op de hoogte blijven? Schrijf u dan gratis in voor onze Nieuwsbrief en ontvang nieuws en wetenswaardigheden rondom de onderwijs financiën!

You have Successfully Subscribed!